Skip to main content

Als de functie van een werknemer vervalt, vraagt zijn werkgever de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Dat verzoek wordt afgewezen, omdat de werkgever niet heeft voldaan aan haar herplaatsingsverplichting.

Een werknemer werkt bij een bedrijf dat deel uitmaakt van een concern met wereldwijd diverse vestigingen met in totaal ongeveer 9.000 medewerkers. De man is in dienst als Regional Strategy en Business Leader EMEA. Als zijn functie komt te vervallen, vraagt zijn werkgever de kantonrechter (rechtbank Limburg) om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens bedrijfseconomische redenen en een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter wijst het verzoek af, omdat de werkgever niet heeft voldaan aan de herplaatsingsplicht. De werkgever gaat in hoger beroep bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch, maar ook daar wordt hij niet in het gelijk gesteld.

Herplaatsingsverplichting

Een ontbindingsverzoek moet worden afgewezen als een werkgever niet voldoet aan haar herplaatsingsverplichting. Die houdt in dat een werkgever actief moet onderzoeken of herplaatsing in een passende functie binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, mogelijk is. De herplaatsingsplicht strekt zich uit over de gehele groep waartoe een werkgever behoort en is dus niet beperkt tot (in dit geval) Nederland. De werkgever moet kunnen aantonen dat zij zich voldoende heeft ingespannen om de werknemer te herplaatsen en daarmee een ontslag te voorkomen. Of aan die verplichting is voldaan, hangt af van wat in de gegeven omstandigheden in redelijkheid van de werkgever kan worden gevergd.

Alternatieven

Volgens het gerechtshof heeft deze werkgever niet kunnen aantonen dat zij actief heeft gekeken of er voor deze werknemer alternatieve functies waren. De enkele stelling dat andere medewerkers binnen hun afdelingen en via HR daarbuiten hebben gekeken naar alternatieve functies is door de werknemer voldoende betwist, oordeelt het hof.

Actief

Los daarvan had de werkgever in een gesprek met de werknemer moeten inventariseren wat zijn wensen waren, ook ten aanzien van eventuele lagere functies met minder salaris en werken in het buitenland, en alle mogelijkheden, eventueel na scholing, moeten onderzoeken. Zo'n gezamenlijke inventarisatie was nodig om van een serieuze herplaatsingspoging te kunnen spreken, maar deze heeft niet plaatsgevonden. Daardoor is nooit duidelijk geworden of de man bereid zou zijn geweest een minder goed betaalde functie te accepteren. De werkgever heeft alleen functies aangedragen waarvoor hij niet geschikt is en reageerde afwijzend op functies die de man zelf voorstelde. Gezien de concernomvang is niet aannemelijk dat er helemaal geen passende (lager betaalde) functies waren of op korte termijn alsnog beschikbaar zouden kunnen zijn. Daarbij komt dat de werkgever onvoldoende inzicht heeft gegeven in de functies die tijdens de herplaatsingstermijn binnen het concern zijn vrijgekomen of vervuld. Net als de rechtbank oordeelt het gerechtshof daarom dat de werkgever zich onvoldoende heeft ingespannen om deze werknemer te herplaatsen om zijn ontslag te voorkomen. De uitspraak van de rechtbank blijft in stand; de arbeidsovereenkomst wordt niet ontbonden.

ECLI:NL:GHSHE:2024:2351

 

Bron:Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLI:NL:GHSHE:2024:2351 | 17-07-2024